Kokkelvisserij en voedselbeschikbaarheid scholeksters

donderdag 7 januari 2021

Om de handmatige visserij op kokkels in de Waddenzee zo duurzaam mogelijk in te passen zijn in de meerjarenafspraken vergaande afspraken gemaakt over vangsthoeveelheden en tijd en plaats van de visserij. Over de effectiviteit van deze afspraken in voedselarme jaren resteerden nog vragen.  Daarom hebben de partijen vertegenwoordigd in het kokkeloverleg afgesproken hier nader onderzoek naar te laten doen. De Bournemouth University heeft nu in opdracht van Op Handkracht Verder (OHV) en Provincie Fryslân modelberekeningen uitgevoerd om op die vraag een antwoord te bieden. Programma Rijke Waddenzee heeft de begeleiding en afstemming van het onderzoek gecoördineerd.

Het onderzoek evalueert of ‘geconcentreerd vissen’ de voedselbeschikbaarheid voor overwinterende scholeksters mogelijk heeft beïnvloed, met name in jaren dat het kokkelbestand laag was. De studie betreft alle 8 (tegenwoordig 9) kokkelvisserij deelgebieden gedurende 12 visseizoenen (2007/2008 – 2018/2019). Er is gekeken naar het oogstbare kokkelbestand.

Methode

De onderzoekers hebben model ‘MORPH’ toegepast dat berekent hoeveel kokkels in de Waddenzee beschikbaar moeten zijn om aan de dagelijkse fysiologische voedselbehoefte van een scholekster te voldoen. In de berekeningen is rekening gehouden met natuurlijke sterfte in de winterperiode. De instandhoudingsdoelstelling voor scholeksters is een populatie grootte van 181.500 tot 207.500 vogels.  

Met de berekende ecologische behoefte kon worden ingeschat wat de draagkracht van de Waddenzee is. De draagkracht is berekend op basis van het werkelijke kokkelbestand aan het begin van de winter vóór de start van het visseizoen. De draagkracht is gedefinieerd als het aantal overwinterende scholeksters dat de Waddenzee kan voorzien van voedsel in de periode van september tot en met maart, uitgaande van natuurlijke sterfte van 2% van de populatie.

Uitkomsten

Het model berekent dat voor het gemiddelde aantal scholeksters van 117.250 dieren het kokkelbestand aan het begin van de winter 3,7 miljoen kg droog gewicht zou moeten bedragen om de dieren van voldoende voedsel te voorzien. De  gemiddelde draagkracht van de Waddenzee, op basis van het werkelijke kokkelbestand aan het begin van de winter vóór de start van het visseizoen, bedraagt gemiddeld 298 duizend scholeksters. Dat is 2,5 keer hoger dan de geschatte scholekster populatie en 3,5 keer hoger als alternatief voedsel (zoals mosselen en oesters, niet nonnetjes) wordt meegenomen.

De draagkracht berekeningen zijn ook gedaan voor de Westelijke Waddenzee (WWZ) en Oostelijke Waddenzee (OWZ) afzonderlijk, en voor alleen de jaren dat het kokkelbestand laag was. In de meeste jaren lag de berekende draagkracht in die situatie dicht bij de daadwerkelijke scholekster populatieschattingen. In enkele jaren was de populatie scholeksters in enkele deelgebieden groter dan de berekende draagkracht (deelgebied 4 in 2011 en deelgebieden 1 en 3 in 2018). Dus dat geeft een indicatie van een mogelijk tekort.

Conclusies en aanbevelingen

De conclusie van het onderzoek is dat er geen bewijs is gevonden dat bij een jaarlijkse oogst van minder dan 2,5% van het kokkelbestand de draagkracht onvoldoende zou zijn voor de scholeksters om de winter te overleven. Er was in alle jaren een surplus (overschot) aan kokkels voor de populatie overwinterende scholeksters, met dien verstande dat er in twee jaren op in totaal 3 locaties sprake zou kunnen zijn van een lokaal tekort.

De analyses en conclusies krijgen meer kracht als de data over de actuele foerageergebieden van scholeksters hadden kunnen worden ingebracht. In het lopende project CHIRP wordt onderzoek gedaan naar onder andere foerageerpatronen met behulp van gezenderde scholeksters (www.chirpscholekster.nl), dus wellicht kan zo’n analyse op termijn nog eens worden gedaan.

Een andere conclusie is dat niet kon worden berekend in hoeverre kokkels onder de oogstbare maat (15-20mm) bijdragen aan het voedselaanbod. Dit is met name relevant in kokkelarme jaren. De aanbeveling is om veldonderzoek te doen in kokkelarme jaren op een passende ruimtelijke schaal.

Tot slot geeft het rapport in overweging om adaptief beheer van kokkels in de Waddenzee toe te passen met behulp van het model MORPH gebruikt in dit onderzoek. Deze methode is ontwikkeld voor een soortgelijk getijdesysteem in Wales, de Burry Inlet, en wordt er ook toegepast in het visserijbeheer door visserijmanagers en vissers. Zo’n aanpak maakt het mogelijk de oogst snel naar boven of naar beneden aan te passen na onvoorspelbare gebeurtenissen die invloed hebben op de schatting van het kokkelbestand op 1 september, zoals periodes van warm weer, storm of onnauwkeurige bestandsschattingen. De impact van kokkelvisserij op de draagkracht kan zeer snel worden berekend door niet-experts, zodat gepaste actie kan worden ondernomen. Dit is met name interessant in het kader van temperatuurstijging door klimaatverandering, wat in de zomers van 2018 en 2019 tot grote sterfte van kokkels leidde.